Artikel over Stichting Bevordering Huisdierenwelzijn in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Jaargang 144, aflevering 5, mei 2019. Dierenwelzijn: Zorg voor minima-dieren: ‘Werken voor het goede doel: een professionele uitzondering.

Een gezelschapsdier heeft in principe recht op diergeneeskundige zorg. Maar de eigenaar moet ervoor kunnen betalen. En dat is niet iedereen gegeven. De Stichting Bevordering Huisdierenwelzijn van Lilianne van Doorne biedt financiële steun voor acute medische behandeling van huisdieren van eigenaren die zijn aangewezen op de Voedselbank en op financieel minimumniveau verkeren. In zo’n situatie moet een dierenarts over z’n hart strijken bij het presenteren van de rekening. Dierenarts Roeland Wessels van Sint Anna Advies legt uit dat dit bij het vak hoort, maar dat het een uitzondering moet blijven. En dat zo’n uitzondering buitengewoon veel voldoening kan geven.

Van Doorne begint met te vertellen over haar passie: het helpen van ‘minimadieren’. Anders dan je misschien zou verwachten, gaat ze uiterst zakelijk om met de problematiek. Met haar achtergrond in de financiële dienstverlening is ze er niet op uit de kosten voor diergeneeskundige zorg te drukken. En ze is ook geen dierenactivist. “Ik ben gek op honden en katten,” geeft Van Doorne toe. “Maar ik hecht zeker zoveel belang aan een respectvolle omgang met mensen.” De steun betreft dus niet alleen de dieren; de medemens is er evengoed mee geholpen. “De stichting is ontstaan naar aanleiding van een krantenartikel over minima en huisdieren. In het verhaal werden eigenaren weggezet als ongeïnteresseerd. Je kent het wel: eigen schuld, dikke bult. Maar het kan iedereen overkomen.”

Dieren zijn gezond

“Niemand zit erop te wachten dat mensen zonder inkomen dieren nemen,” zegt Van Doorne. “Maar vaak zijn die dieren er al als het inkomen wegvalt. Waar moeten de mensen ze dan laten? In het asiel? Daar wordt niemand beter van.” De stichting bemiddelt ook diervoeding tussen leveranciers en (dieren)voedselbanken. Hier zijn zo’n 3500 minimahuisdieren mee geholpen. Van Doorne: “Uit een anonieme enquête bleek dat 58 procent van de mensen die zijn aangewezen op de voedselbank, 1,8 huisdier heeft. Dit aantal is hoger dan het landelijk gemiddelde, want mensen met een uitkering zijn meer en langer thuis.” Ze legt uit dat dit – afgezien van de financiële kant – ook een positieve invloed heeft. “Het houden van een dier is gezond. De eigenaren hebben een maatje en ze komen de deur uit. Jonge mensen komen daardoor sneller op de rit en voor ouderen is zo’n dier een grote troost.” Sommige mensen gaan echter te ver. “Ze stellen voor zichzelf een ziekenhuisbehandeling uit om de kosten voor het dier uit te sparen.” Naar aanleiding van het voedselbankproject ontstond de behoefte aan steun bij acute medische nood; nu de primaire functie van de stichting. “Inmiddels werken wij samen met pakweg 550 dierenartsen en specialisten om medische hulp te kunnen bieden,” glimlacht Van Doorne. “De mensen die ermee geholpen zijn doen graag iets terug. Ze bieden zichzelf vaak aan als vrijwilliger voor ons zorgproject ‘Wat nu?’ voor mensen met een kleine beurs die door acute omstandigheden tijdelijk niet voor hun huisdier kunnen zorgen. Maar ik leg altijd uit dat het nóg belangrijker is dat ze hun financiën weer op orde krijgen.”

Acute medische nood

De stichting is ook dierenartsen tot steun. “Bijna alle dierenartsenpraktijken hebben minima in hun klantenbestand. Het is vaak lastig hun dieren de noodzakelijke zorg te bieden. En het kan moeilijk zijn om aan geld te komen.” De stichting neemt alleen patiënten aan waarvan de eigenaren zijn aangewezen op de Voedselbank of onder bewindvoering staan. “We helpen zeker niet iedereen die beweert dat hij het niet kan betalen. Het moet aantoonbaar zijn, bijvoorbeeld door een verklaring van de Voedselbank,” aldus Van Doorne. “Ik wil ook de patiëntenkaart zien. Als de klanten net nieuw zijn bij een praktijk, hebben ze soms al geshopt.” Ze laat zich dus niets wijsmaken. “En ik wil een bewindvoerder spreken, want vaak heeft de eigenaar meer financiële problemen. Het is dan een kwestie van prioriteiten stellen.” Verder komt een minimadier niet voor elke behandeling in aanmerking. Van Doorne is behoorlijk deskundig geworden in de beoordeling van de ‘acute medische nood’. “Bij mij moeten de dieren na de behandeling genezen zijn; een levenslange behandeling is voor de eigenaar niet op te brengen.” Dierenartsen kunnen er bij Van Doorne wel van op aan dat de rekening binnen 24 uur na de behandeling wordt betaald. Ze legt uit dat er vooraf wordt onderhandeld over de kosten. De stichting is namelijk volledig afhankelijk van donaties en giften. “Ik vraag van de dierenartsen om het zo goedkoop mogelijk te doen, want ik wil zoveel mogelijk dieren helpen,” aldus Van Doorne. Gelukkig hebben veel dierenartsen een groot hart. “Ik klop niet elke keer bij dezelfde praktijk aan. En sommige dierenartsen hebben zich toegelegd op de eigenaren met een kleine beurs. Die vraag ik natuurlijk niet om het nóg goedkoper te doen.”

Oprechte dankbaarheid

Wessels van St Anna Advies – naast adviseur praktiserend dierenarts – herkent de situatie. “Dierenartsen willen goed doen. Dus wij doen ook wel eens wat voor minder. En van de mensen die echt in financiële nood zijn, krijg je het altijd terug. Is het niet in euro’s, dan wel in oprechte dankbaarheid.” Wessels is allerminst aanhanger van het adagium ‘eigen schuld, dikke bult’; iedereen kan door omstandigheden krap bij kas komen te zitten. “Maar ik zie wel een probleem bij dierenartsen,” legt hij uit. “De lotsverbondenheid met het dier neemt soms pathologisch altruïstische vormen aan.” We hebben volgens Wessels de gezamenlijke illusie gecreëerd, dat dierenartsen verantwoordelijk zijn voor het heil van alle dieren. “En dat is echt onmogelijk,” zegt hij. “Op dit moment gaat er in Den Helder een kat dood, zonder dat wij daar iets aan kunnen doen.” Hij vindt het onwenselijk dat dierenartsen deze verantwoordelijkheid op hun schouders nemen. “In Nederland is de eigenaar verantwoordelijk voor het dier. Als die besluit een Duitse Dog te nemen, terwijl hij het niet kan betalen, is het niet automatisch mijn probleem als het dier een maagdilatatie krijgt.”

Uit eigen zak

Hij vindt het dus niet vanzelfsprekend om tegen gereduceerd tarief diergeneeskundige zorg te verlenen aan dieren waar geen geld voor is. “Waarom zou je dat uit eigen zak betalen? Andere professionals in de omgeving van een kansarme medemens – zoals hulpverleners – worden wél betaald voor hun diensten.” Wessels laat een dier in nood nooit aan z’n lot over – “ze worden altijd gestabiliseerd, voordat we het woord euro in de mond nemen” – maar hij staat niet toe dat er gemakkelijk wordt afgedongen op het tarief. “Dat is niet eerlijk naar andere klanten toe. En ik wil beslist niet het signaal afgeven dat dierenartsen geld zat verdienen.” Anderzijds maakt hij graag een uitzondering voor ‘speciale gevallen’. En het is de kunst om deze te onderscheiden van ‘zieke gevallen’. “Ik bedoel mensen die misbruik maken van je goedheid en inspelen op je empathisch vermogen, mensen die hun verantwoordelijkheid willen ontlopen en mensen die tegen je liegen. Om ons brein rein te houden, gaan we in op hun zorgvragen. Maar daarmee creëren we ons eigen dilemma.” Wessels heeft zichzelf en zijn collega’s aangeleerd zodra de patiënt buiten levensgevaar is zonder gêne met de eigenaar over de financiën te beginnen. “En we helpen niet verder, voordat we het eens geworden zijn.”

Maatschappelijk verantwoord

“Je kan er natuurlijk ook wat van máken,” gaat Wessels verder. Als communicatieadviseur en auteur heeft hij ook heel goede ervaringen met ‘werken voor het goede doel’. In zijn laatste boek Kookboek voor klanthousiasme, 30 recepten voor de veterinaire praktijk 3.0 staat het recept ‘Goede doelen, goede daden’. Het gaat bijvoorbeeld over gewonde duiven en verzwakte egels. En over het steunen van een hulphond of een Roemeens zwerfkattenproject. “De Stichting Bevordering Huisdierenwelzijn past in dit rijtje,” vindt Wessels. “Maar vaak wordt over goede daden nauwelijks gecommuniceerd. Dat is een gemiste kans.” Klanten vinden het fantastisch dat ‘hun praktijk’ goede dingen doet. “Voor je het weet helpen ze mee.” Wessels is er groot voorstander van ‘goede doelen’ op te nemen in de communicatiestrategie van de praktijk. “Je kunt er dan ook budget voor vrijmaken.” Wessels begint helemaal te kwispelen bij het onderwerp ‘maatschappelijk verantwoord veterinair ondernemen’ (MVVO). “Onze praktijk steunt een ivoor-opsporingshond in Afrika en we houden onze klanten op de hoogte van zijn prestaties. Hij heeft net een partij wapens van stropers onderschept!”

Krachten bundelen In het Kookboek staan ook ‘tips van de chef’. Bij MVVO is het advies de krachten te bundelen met andere organisaties, zoals de dierenwinkel, de basisschool en de voetbalvereniging. “Organiseer een wandeling tegen dierenmishandeling,” tipt
Wessels. Ook van Doorne merkt dat klanten positief reageren: “Als ik met een dierenarts zaken heb gedaan, mag ik vaak een donatiedoos plaatsen in de praktijk. Mensen willen graag een bijdrage leveren.” Ze deelt de ervaring dat er meer te doen valt, als andere organisaties meehelpen. De overheid stimuleert dit ook. “Gemeenten moeten een dierenwelzijnsplan hebben. Zorg dat je meepraat, bijvoorbeeld over de zwerfkattenproblematiek. Als iedereen meehelpt, kun je meer aan preventie doen. Voorkómen is beter dan genezen,
ook voor de portemonnee.”

Tekst Sophie Deleu, dierenarts en freelance journalist Foto Unsplash

Werken voor het goede doel- KNMvD mei 2019